Er waren heel wat grote huizen met verdiepingen en versierd met mozaiëken en fresco’s. In het verlengde van het centrale atrium lag meestal een binnentuin, met rondom verschillende woon- en werkvertrekken De huizen hadden ook commerciële ruimtes aan de straatzijde. Beneden woonden de slaven, zij behoorden tot la famiglia. Men gaat ervan uit dat er geen aparte slavenkrotten bestonden in Pompeï zoals in Rome bijvoorbeeld.
Het merendeel van de bevolking – Romeinen, Grieken, Etrusken, joden, Egyptenaren en Indiërs – leefde goed. De stad was welvarend dankzij de vruchtbare hellingen van de Vesuvius waar wijn en olijven verbouwd werden. Vooraanstaande Romeinen vonden het er geweldig; de jaren voor de uitbarsting werden buiten de stadsmuur nogal wat villa’s gebouwd met zicht op zee.